Artikel uit RAM december 2004, nostalgie van Wim Kramer
Omgezet in HTML door de webmaster PI4SRS
[do_widget id=gtranslate-2]

JAREN GELEDEN BEZOCHT WIM KRAMER HET MILITAIR LUCHTVAART MUSEUM OP HET KAMP VAN ZEIST BIJ SOESTERBERG . HOEWEL HET MUSEUM VOOR HEM ‘OM DE HOEK’ EN EEN MOOIE COLLECTIE MILITAIRE VLIEGTUIGEN EN AANVERWANTE ZAKEN VAN DE KONINKLIJKE LUCHTMACHT ( KLU) BEZIT, WAS ER TOEN VOOR DE DUMP ‘RADIO GEK’ NIET ZOVEEL TE ZIEN . ONLANGS ONTDEKTE HIJ DAT HIER VEEL VERANDERD IS.
Een neefje dat deze zomer een paar dagen kwam logeren en graag naar de ‘legervliegtuigen’ wilde kijken was de oorzaak dat na vele jaren op een zondagmiddag een bezoek werd gebracht aan het
museum .
Wat een verrassing: bij de poort, geen bewaking meer waar het paspoort moet worden getoond en de vraag: ‘waarvoor komt u?’ moet worden beantwoord.
Net als vroeger is de toegang tot het museum zelf echter nog steeds gratis.
Bijna niet meer te geloven anno 2004, waarin alle musea last hebben van kortingen op subsidies en hun eigen broek maar moeten zien op te houden.
Het museum is nu ingesteld op het grote publiek en ook de collectie is in omvang toegenomen.

De mock-up van de radio-operators positie van de B-25 bommenwerper.
De presentatie van de tentoongestelde materialen is niet langer primair gericht op luchtvaarttechneuten. Er zijn tal van audio/visuele presentaties over de historie van de KLU, speurtochten zijn uitgezet en er kunnen zelfs complete kinderpartijtjes in het museum worden gehouden.
Mijn neefje was dan ook verrukt over wat hij daar allemaal aan ‘gave dingen’ zag.
Zelf was ik aangenaam verrast omdat ook het aantal tentoongestelde radioapparaten is toegenomen. Nieuw waren twee vitrines met enkele dumpsets.
In de ene vitrine staan drie generaties vliegtuigsets: de STR-9 (Type 1985) VHF set met 10 kanalen uit de jaren ’50, de ARC-SlA UHF set met 3500 kanalen uit de jaren ’60 -‘ 70 en de ARC-164 UHF set met 7000 kanalen die tot op vandaag de dag wordt gebruikt in de F-16.
De tweede vitrine toont enkele portofoons die werden gebruikt bij de Luchtmacht bewakingsdienst zoals de op de rug gedragen WS-31 uit de jaren ’50 een 40 -48 MHz VHF-FM set die destijds ook de standaard infanterie set was bij de landmacht, de ITT portofoon type P-4 uit de jaren 70 die werkte op 10 kanalen (FM) in de band 100 -108 MHz en de Motorola HT- 220 UHF-FM portofoon die van de jaren ’70 tot medio jaren ’90 bij de luchtmacht in gebruik was.

Links de WS-31, rechts boven de Motorola HT220 en onder de ITT P-4 portofoons.
PI9MLM
Het meest verrukt was ik door de opstelling in het nieuwe gebouw met het opschrift: ‘Flying Center MLM’, waar onder meer de flight simulators staan opgesteld. Hier was ook een mooi uitgevoerde mock-up van de ‘shack’ van de radio-operator / boordschutter in een B-2s bommenwerper gemaakt.
Uit de bekabeling van het geheel, maar natuurlijk nog het meest door het ingevulde logboek dat op de tafel voor de ontvanger lag, bleek dat de installatie ook operationeel in gebruik is op de amateur-banden onder de call PI9MLM.
Navraag bij een vriendelijke museumvrijwilliger leerde me al snel dat ‘de mensen van dat spul ‘ meestal op woensdag vanaf een uur of 11 in de ochtend aanwezig zijn.
Dus ik regelde het zo met mijn werk dat ik de volgende woensdagochtend om 11.00 uur al weer terug was in het museum.
AI van een afstand hoorde ik het scherpe klikken van het seinrelais van de BC-37s ‘Liason’ zender en de piepjes van het terugkomende station. Na het beëindigen van het QSO kennis gemaakt met museumvrijwilliger en operator Hans Coelers, PAoAAJ uit Hilversum.
Hij blijkt ook de mock-up van de installatie te hebben samengesteld en de apparatuur werkend gemaakt.
Hans heeft geen telegrafisten of luchtmacht achtergrond. Hij is van beroep computertechnicus, ooit begonnen in de tijd dat computers nog uit vele manshoge 19-inch kasten met wel 1000 radiobuizen bestonden.
Hij is sinds 1960 een enthousiaste gelicensieerde radioamateur en ook stevig gegrepen door het ‘dumpvirus’.
Als SRS (Surplus Radio Society) lid ook op de zondagochtenden actief met dump, meestal met een Collins ART-13 zender – op 3575 KHz. in CW en 3705 KHz. in AM·phone.
Ooit, eind jaren 50, als dienstplichtige op de Hojel in Utrecht opgeleid tot radiomonteur. “Maar aan die kennis had ik later bij de parate troepen niet veel.
Daar waren de AN/GRC· 5’s al in gebruik genomen (de FM radiosets met de RT-67 en RT-70 zend ontvangers en de R-109 hulpontvanger) terwijl wij in de opleiding nog het onderhoud van de 19 set en zo hadden geleerd.
Die 19-sets kende ik echter al want als scholier had ik die dingen uit de dump gehaald en er heel wat mee geknutseld.”
Dat Hans met de BC-375/BC-348 combinatie op de 80 meter amateur-band heel Europa kan werken zal niemand meer verwonderen zodra men de splinternieuwe dipoolantenne ziet die buiten het gebouwtje tussen de bomen is opgesteld.
De 2 maal 24 meter dipoolantenne is gespannen tussen twee 18 meter hoge masten, die hiervoor speciaal door de luchtmacht zijn geplaatst.
Deze dipoolantenne wordt symmetrisch gevoed met een openlijn (kippenladder) en gaat vervolgens via een tuner over naar 50 ohm coax het gebouw binnen.
Een antenne waar menig amateur jaloers op zal zijn.
De commandsets. Van links naar rechts, nog net te zien, de modulatorunit BC-456, dan de twee zenders (BC-696 en BC-459), daarboven het antennerelais BC-442), dan de ontvan8er BC-454 en twee stuks ontvangers BC-453.
De drie Bowdenkabels voor de mechanische afstemming van de ontvangers zijn op het front duidelijk
zichtbaar.

BC-375
De mock-up van de B-25 bevat heel wat apparatuur die de meeste oudere radioamateurs ook nog wel uit de dump kennen.
Natuurlijk de al genoemde BC-375 ‘Liason’ zender. Dit is een ontwerp uit de jaren ’30 en heeft dan ook een paar grote VT-4C buizen.
Afmeting melkfles en echte helgloeiers, die 1000 volt anodespanning vragen om de 100 watt inputvermogen op te wekken.
Twee voor de zender en twee voor de modulator.
Het outputvermogen is, afhankelijk van de werkfrequentie tussen de 22 en 40 watt bij telefonie en 30
en 60 watt bij CW telegrafie. Overigens is de maximale seinsnelheid maar zo’n 15 woorden per minuut. Het zware zend/ontvang-relais gaat nu eenmaal niet sneller.
Het is ook maar de vraag of men vanuit een bonkende en trillende B-25 tijdens de vlucht sowieso snellere verbindingen kon maken met een standaard op/neer sleutel.
De zender wordt gevoed door dynamotor PE-73 die de 1000 volt hoogspanning opwekt en vraagt daarvoor maar liefst ruim 30 A uit het 24 V gelijkspanningboordnet van de B-25.
Het frequentiebereik van de BC-375 ligt tussen de 150 kHz en l2,5 MHz.
Dit bereik is verdeeld in een 12 tal banden waarbij elke band een eigen tuningunit (beter bekend onder de naam TU-box) nodig heeft. In de TU -box zitten de spoelen en afstemcondensatoren voor de betreffende frequentieband.
In de jaren ’50- ’60 zijn deze TU-boxen in grote hoeveelheden en voor weinig geld verkocht in de dump en werden meestal gesloopt om de spoelen, afstem C’s en kast voor zelfbouw projecten te gebruiken. Het materiaal uit de TU-box is van zeer hoge HF kwaliteit en
daarom zeer geliefd bij zelfbouwende zendamateurs.
BC-348

Hans Coelers PA0AAJ (SK 23-08-2017)
De ontvanger is de bekende BC-348.
Ook een vooroorlogs ontwerp waarin twee hoogfrequent versterktrappen zijn gebruikt.
Bij de BC-348 werd dit gedaan om ook met relatief korte draadantennes, zoals onvermijdelijk is bij gebruik in vliegtuigen of bij sprietantennes op legervoertuigen, ook op de lange golf en lage HF banden nog een goede ontvangergevoeligheid te krijgen.
De BC-312, een vooroorlogs ontwerp dat qua schema sterk op de BC-348 lijkt, heeft ook twee HF-trappen.
De BC-312 werd standaard gebruikt met de BC-191 zender, die als twee druppels water lijkt op de BC-375.
De combinatie BC-375/348 was primair bedoeld voor gebruik in vliegtuigen terwijl de combinatie BC-191/312 was ontwikkeld voor gebruik in legervoertuigen (meestal als radio-installatie SCR193)·
Zowel de BC-375/348 als de BC-191/312 zijn vele tientallen jaren gebruikt in de meest uiteenlopende toepassingen.
Zo vloog de KLM in de eerste jaren na de oorlog ook met de BC-375/BC-348, waarbij later in de jaren ’50 de zender BC-375 werd vervangen door de modernere lO-kanaals Collins ART-13.
Ook op schepen werd de BC-375 gebruikt.
Radio Holland bouwde die voor gebruik als hoofd- of noodzender aan boord van koopvaardijschepen. De zender werd dan hamerslag grijs gespoten en de lange golf TU-box werd gemodificeerd van
variabele afstemming in kristalsturing.
De ontvanger BC-348 kreeg daarbij een nieuw, verlengd hamerslag grijze frontplaat, waarop de schakeling voor een radiopeiler werd opgebouwd.
Zo kon aan boord van schepen met de BC-348 ook radiopeilingen voor de positiebepaling worden uitgevoerd.
Ook de landmacht heeft de BC191/BC-312 (SCR-193) vele jaren in gebruik gehad.
BC-221

De kippenladder voedingslijn voor de dipoolantenne van 2 x 24 meter.
Hans Coelers heeft deze vliegtuiginstallatie weer erg mooi opgebouwd.
Behalve de zender en ontvanger zijn ook de bijbehorende BC-306 antenne afstemunit en de BC 221 frequentiemeter aanwezig.
De BC- 306 is nodig om de relatief korte draadantenne van een vliegtuig in afstemming te kunnen brengen op de lange golf.
De BC-221 was vroeger onder radioamateurs erg bekend en tot op de dag van vandaag voor weinig geld in de dump verkrijgbaar.
Naar mijn mening is de BC-221 door veel amateurs
wel erg stiefmoederlijk behandeld en werd vaak de kwaliteit van dit apparaat niet onderkend.
Nu is het ook vrij bewerkelijk om met de BC-221 frequenties te bepalen .
Dit vraagt een behoorlijke ervaring (oefening) en geduld.
Vandaag de dag is men gewend om even snel een frequentieteller te koppelen aan het zend signaal en hup, daar staat de uitgezonden frequentie op het display.
Bij de BC-221 moet men aan de hand van ijk-tabellen uit het bijbehorende boekje, kalibreren tegen het dichtstbijzijnde ijkpunt en door interpolatie van de gevonden waarden, de frequentie vaststellen.
Hierbij moet dan ook weer worden opgepast dat geen harmonische wordt gemeten. Omslachtig, maar de BC-221 heeft ook vele voordelen die de hedendaagse frequentieteller niet heeft.
Eigenlijk zou elke zendamateur die met dump in de lucht komt nog een BC-221 stand-by moeten hebben staan.
De BC-221 is namelijk een zogeheten hetrodyne frequentiemeter en kan behalve nauwkeurig frequenties
meten ook zelf frequenties geven .
Het is dus ook een zeer nauwkeurige signaalgenerator.
Het is echter ook een direct conversie ontvanger en men kan op de BC-221 het zendsignaal dus zelf met een hoofdtelefoon beluisteren.
Met ander woorden, met de BC-221 kan het eigen zendsignaal continu worden beluisterd en zo worden
gecontroleerd of er brom, dynamotor geruis of andere rommel of het signaal zit, of de zender goed opkomt en stabiel op frequentie staat en hoe de modulatie klinkt.
Eerlijk is eerlijk, zelf doe ik het ook nooit meer.
Toch heb ik in het verleden veel plezier gehad van de LM-21 bij mijn dumpexperimenten.
De Navy – marine – uitvoering van de BC-221 is de zogeheten LM serie frequency.
Een leuk detail is dat aan de LM 21 die ik in de jaren 70 kocht bij de dump Den Hollander in Haarlem, een label hing waar opstond dat deze afkomstig was van de ‘Hr. Ms. Onverschrokken’
Dit was een mijnenveger van de Koninklijke Marine, die in 1972 is omgebouwd tot het torpedowerkschip Hr. Ms. Mercuur.
Dit schip is al weer vele jaren als museumboot in de haven van Scheveningen te bezichtigen.
Commandsets
In de B25 werden ook de zogeheten commandsets gebruikt.
Hans is blij dat hij deze setjes ook weer in originele staat heeft kunnen terugbrengen en werkend heeft kunnen maken.
Hiervoor moesten zelfs onderdelen uit Australië komen, omdat sommige zaken zoals de mountings en het antennerelais BC-442 in Nederland bijna niet meer te vinden zijn.
De commandsets zijn bekend onder de typeaanduiding AN/ARC-5 en bestaan uit een samenstel van enkele ontvangertjes en zendertjes die origineel werden gebruikt voor het korteafstandsverkeer met bijvoorbeeld de luchtverkeersleiding (tower) of tussen de B-25’S die tijdens WO-II bij bombardementsvluchten in formatie vlogen.
De commandset werd dan ook niet bediend door de radio-operator maar door de piloot.
De radio-operator was wel verantwoordelijk voor de juiste afstemming van de sets.
De piloot kan vanaf zijn bedienkastje de ontvangerafstemming wel veranderen .
Dit gebeurt met een mechanische kabel (bowden kabel).
Later werd de commandset functie van communicatie op korte afstand vervangen door VHF radio’s zoals de SCR-522.
Bij oudere amateurs een bekende maar dan onder de aanduiding van BC-624 voor de ontvanger en BC 625 voor de zender.
Voor menig amateur was in de jaren ’50 of ’60 dit dumpapparaat de eerste set op de 2-meterband.
De SCR-522 kan met vier kristalgestuurde kanalen werken tussen 100-156 MHz met AM.
Girl
Wie weet pakt Hans dit project ook nog wel eens op.
Nog niet genoemd zijn het radiokompas (AN /ARN -6) en de beroemde fel gele ‘Gibson Girl’ noodzender die ook in de mock-up aanwezig zijn.
Deze noodzender dankt deze bijnaam aan de opmerkelijke vrouwelijke rondingen van de kast, die echter om heel praktische redenen zijn aangebracht.
Ook zijn voor de oplettende dumpradio enthousiasteling in de diverse opgestelde vliegtuigen en helikopters nog meer radiosetje te ontdekken, zoals de originele AN/AR(-12 radioinstallatie in de Hiller UH -12/0H-23B ‘Raven’ verkenningshelikopter.
Kortom, het is meer dan de moeite waard om dit unieke museum te bezoeken en zelf de diverse radiosets te bekijken.
Voor meer informatie over het museum, de collectie en de openingstijden en een routebeschrijving zie www_mlm.mindef.nl.
(museum bestaat niet meer en Hans Coelers is reeds enige jaren SK, 23-08-2017)