In het SRS Bulletin van 4 februari 1996 lees ik een interessant artikel van Von van Lunenburg dat ik graag nog eens onder de aandacht breng.
De heer van Lunenberg heeft de ontwikkeling meegemaakt van twee generaties communicatie-apparatuur de 3600 en de 4600. De eerste als projektleider en de tweede als hoofd van de elektrische ontwikkeling en heeft in vele landen de produktieprocessen geleid. Wij laten hem hierbij zelf aan het woord.
lk begin mijn overzicht op het moment dat bij PTI (Philips Telecommunicatie lndustrie) het verzoek binnenkwam om het ontwerp van het LEOK (Landelijke Electronica Opleidings Kazerne) voor een bataljonset op produceerbaarheid na te gaan en ver volgens een zestal prototypes te bouwen.
Dit speelde zich af eind 1963 begin 1964. Tijdens de ontwikkeling van de bataljonset kwam de projektleider (ingenieur Lawson) met het idee een versterker achter de basisset te plaatsen en ook een intercom systeem te ontwerpen.
Begonnen werd met de systeem-eisen vast te leggen; eenvoudig gezegd:
Het systeem moet alles kunnen wat de VRC 8/9/1O kon inclusief boordnet voor 5 bedienaars. Ook de bedienkast voor plaatsing achter op de gepantserde voertuigen met alle bedieningsmogelijkheden. Aansluiting voor veldtelefoon. Extra aansluiting voor alarmsysteem.
Van dit systeem werd een “mock-up” gebouwd. Na vele vergaderingen werden we het eens over de mechanische opbouw en de operationele en technische eisen. Dit werd vastgelegd in een technisch voorstel: aanschaf. Deze ontwikkeling begon in de loop van 1965. De mechanische eisen waren zeer zwaar. Trilproef die de eisen van de MIL. Standaard duidelijk overtrof gebaseerd op metingen die verricht werden door MKB op alle voertuigen waarin de apparatuur geplaatst zou warden. Een valproef voor de draagbare radio van een hoogte van 1m20 waar bij de radio op ieder vlak, op iedere ribbe en op iedere punt moest vallen!
Mechanische beschadigingen waren toegestaan maar het apparaat moest nog funktioneren en aan de elektrische eisen voldoen.
Om de afstemming van de oscillatoren zo exact mogelijk te doen werden hoge eisen gesteld aan de mechanische nauwkeurigheid. Een nauwkeurigheid van 7 hoekminuten werd bereikt. Ook aan de line ariteit van de condensator werden zo hoog mogelijke eisen gesteld. lk weet het niet precies meer uit mijn hoofd maar geloof dat het een maximale afwijking mocht zijn van O,1 %.
Na verloop van tijd waren de proefmodellen klaar. De beproeving begon. De eis was dat als er twee sets op een voertuig geinstalleerd waren met een afstand tussen de antennes van 1 meter de ene set nog ongestoord moest kun nen ontvangen terwijl de andere set aan het zenden was met 30 Watt op een frequentie-afstand van 5 MHz of 10%.
Blockingmetingen aan de ontvanger met een meet generator hadden zeer bevredigende resultaten opgeleverd. Toch ging het bij de beproeving hele maal mis ……
Wat bleek, de brede band 30 Watt versterker gaf een sterk ruisspectrum dat de op de ontvanger aanwezige ruis uit antenne en ingangstrap ver te boven ging. Gelijktijdig zenden en ontvangen was dus niet mogelijk!
Het probleem werd met bloed, zweet en tranen opgelost door een extra ruisfilter toe te passen dat zowel aan de ingang als aan de uitgang toegevoegd werd. Toen was de zaak gezond.
Daarna kwam het volgende probleem.
De RF-3600 was een automatische antenneafstemming die met behulp van twee condensatoren de antenne afstemde binnen een staande golf verhouding van 1 op 1,5. Twee indicaties werden gebruikt: de geflecteerde golf en de impedantie. Met een set op een voertuig ging het geweldig maar als een tweede set aan het zenden was en er dus vreemd vermogen instraalde, werd dit door de detector in de RF-3600 als gereflecteerd vermogen gezien en dan lukte de afstemming niet. De oplossing leek een synchrone detector toevoegen. Daaraan is met succes gewerkt maar er was nog een ander probleem………. In het TVA stond dat de reikwijdte met de 30 Watt eindtrap 30 km moest zijn in een gemiddeld geaccidenteerd terrein. De techneuten waren hier van den beginne af tegen geweest. Wij verkopen Watt’s en microvolts en geen kilometers!
Maar de commercie zei: als de gevoeligheid en het uitgangsvermogen hetzelfde is als bij de VRC-12 moet het afstandbereik hetzelfde zijn. De VRC-12 voldoet aan die eis; wij dus ook!
Bij afstandsbereik proeven door de KL waren de resultaten teleurstellend. De projektofficier stelde voor een vergelijkend onderzoek in het veld te doen tussen de VRC-12 en de VRC-3600. Wekenlange beproevingen en metingen toonden aan dat het bereik van de VRC-12 inderdaad groter was. Het bleek dat de VRC-12 die in de beproeving mee gedaan had en groter vermogen aangaf dan 30 Watt. Omdat 30 Watt voorgeschreven was in het TVA konden we een deel van het te kleine bereik naar de KL toespelen. 30 Watt is namelijk het maximaal toelaatbare vermogen in de NATO specificaties.
We hebben het afstandsprobleem toen op een aan tal manieren aangepakt:
- De ontvangergevoeligheid verhoogd door een andere ingangstor te gebruiken.
- De modulatie van de zender verbeterd door in de microfoonversterker een compressor, een symme trische clipper en een filter in te bouwen,
Hierdoor steeg de gemiddelde modulatiediepte (red. modulatieindex) aanzienlijk. Uit vergelijkend onder zoek tussen een “centerfed whip” (CFW) en de RF- 3600 bleek de CFW gemiddeld een betere gain te hebben dan de RF-3600. De CFW is een speciale ontwikkeling uit de USA. De antenne is in feite een dipool die in het midden gevoed wordt. Door de onderste halve dipool loopt een coaxkabel waarvan de karakteristieke impedantie zodanig gekozen is dat aanpassing met een eenvoudig netwerkje mogelijk is. Bij de eerste ontwikkeling bij: Cincinnaty Electronics was het netwerkje wat aan de onderzijde van de whip komt (geschakeld voor verschillende banden) steeds in parallel resonantie. Bij metingen in de USA bleek dat bij !age frequenties de gain duidelijk afnam. Door het netwerk bij de lagere frequenties capacitief te laten zijn kon dit duidelijk verbeterd worden. Na invoering van de CFW en de eerder genoemde verbeteringen was de reikwijdte bevredigend.
De installatie is ook beproefd tegen EMP = Electro Magnetic Pulse die optreedt bij een hoge nucleaire explosie. Een kleine modificatie in de CFW bleek noodzakelijk.
De 3600 familie is in een aantal landen verkocht en in een aantal landen is de set lokaal gefabriceerd. Een probleem was de toch wel moeilijk te produceren mechanische delen en de hoge prijs van de MIL Spec. onderdelen.
De instroming bij de KL vond plaats vanaf eind 1970 begin 1971. Voor locale productie in andere, minder ontwikkelde, landen is toen besloten een nieuwe generatie te ontwerpen die eenvoudiger te produceren moest zijn. Tevens werd besloten professionele componenten uit de civiele sector te gaan gebruiken. Tevens werd besloten zo weinig mogelijk bewegen de mechanische delen te gebruiken. Slechts het ruis filter moest nog een mechanische afstemming krijgen.
De KL heeft besloten, toen vervanging van de 3600 familie een aanvang nam, over te stappen op de 4600 familie. In 1978 werd begonnen met de aflevering van de 4600 familie.
Er zou nog veel meer te vertellen zijn maar ik wil het hier maar bij laten.